Concert Review:
Kwieke rockhelden brengen oud en nieuw
De grootvaders van de hardrock hielden voor de tweede keer in twee jaar tijd halt in ons land. Na de puike doortocht op de Lokerse Feesten vorig jaar werd er dit keer indoor geknald. Met hun laatste album, Now What?!, onder de arm kon er weinig fout lopen. Het album grossiert in alles waar de oude rotten goed in zijn en de plaat is overgoten met een frisse geut progrock. Daarnaast hebben ze een catalogus tijdloze schijven om op terug te vallen. Deep Purple telt momenteel vijf bandleden, drie originele leden en twee die er later bijkwamen. Drummer Ian Paice heeft het meeste jaren op te teller, daarnaast zijn zanger Ian Gillian en bassist Roger Glover ook nog steeds van de partij. Voor het ego van Ritchie Blackmore was er sinds ’93 al te weinig plaats in de band en hij werd met verve vervangen door de Amerikaan Steve Morse. Wijlen Jon Lord werd in 2002 vervangen door de ervaren Don Airey. Er stond ons een veelbelovende avond te wachten.
Het Gentse viertal, Horses On Fire, mocht de goedgevulde zaal opwarmen. Op hun website omschrijven ze zichzelf als een mix van zware stoner riffs met rock grooves. Een beschrijving die we na het beluisteren van enkele liedjes zeker kunnen beamen. Met hun laatste worp Any Kind Of Storm, waarvan de cd-review volgt, hebben ze een keurige rockplaat in handen. Hollywood Gathering en Supersonic Libertine komen zelfs live nog beter tot hun recht dan op plaat. Dat de muziek van Horses On Fire misschien voor jongere doelgroep bedoeld is, laat ik in het midden maar dat deerde het publiek, waarvan de meeste de veertig al ver gepasseerd waren, niet. Het was een prima prelude voor wat nog komen moest.
Na het voorspel werd er door de roadies onmiddellijk een groot wit zeil voor het podium gespannen. Ons geduld werd niet lang op de proef gesteld en na een dikke twintig minuten werden de spots gedoofd. Op de snedige galmen van Gustav Holsts Mars, The Bringer Of War verschenen er paarse psychedelische tekeningen op het witte doek. De rockhelden betraden de bühne en het doek viel met een knal naar beneden. Ze staken van wal met Après Vous. Een ideale opzwepende opener met een spervuur klankwisselingen. De oogjes van Ian Gillian twinkelden en de goesting was aanwezig. De oude doos met classics werd meteen geopend met Into The Fire. Hier was direct duidelijk dat de stem van Gillian nog lang niet uitgeteld is. Het refrein schalde met de nodige scherpte door de zaal.
Hard Lovin’ Man en Strange Kind Of Woman zorgde mede voor de juiste Deep Purple sfeer, Rock met de hoofdletter R. Onze voeten tapten ritmisch mee en het Britse gevoel voor humor van de mannen werd mooi gedemonstreerd toen Gillian in het midden van Hard Lovin’ Man de boel even stillegde door op een mini-gong te slaan. Het geluid dijde zich uit over het publiek en hier en daar kon er een schuchter lachje van af. Het gevoel voor lollige geestigheid was ook op te merken aan de garderobekeuze van Gillian. Hij droeg bij de eerste vijf nummers een zwart t-shirt met een tuxedo opgedrukt.
Rockers op leeftijd hebben soms iets meelijwekkends als je ziet hoe ze hun eigen schaduw van weleer proberen na te pakken te krijgen. Maar bij dit vijftal zat het gevoel onmiddellijk goed, bijna iedere avond samenspelen met je jeugdvriendjes, wat moet een mens meer hebben. Na Vincent Price, het tweede nummer van het laatste album, was het de beurt aan Steve Morse om zijn duivels te ontbinden. Hij schudde een indrukwekkende solo uit zijn gitaar die naadloos overliep in Uncommon Man, één van de betere nummers van jongste plaat. Na enkele lauwe doorsnee applausjes was de eerste daverende ovatie hier terecht op zijn plaats. Een drumsolo van Paice kon niet ontbreken. Toen hij er kwiek en lustig op los trommelde werd het licht uitgedaan en konden we nog enkel de fluorescerende drumsticks op en neer zien gaan. Dit zorgde voor een derde topmoment en het publiek applaudisseerde langdurig en juichte de glimlachende Paice uitvoerig toe.
Bij de intro van Above & Beyond werd een foto van Jon Lord geprojecteerd. Dit kreeg met recht en reden veel bijval in de zaal. Het orgelbegin van Lazy werd hier en daar door een enkeling genomen om vlug het toilet op te zoeken. Onterecht want het samenspel op deze uberlekkere classic was prachtig. De guitige blik van Gillian blazend op zijn mondharmonica maakten het volledig af. Daarna volgde de meezinger Hell to Pay waarvan de refreintekst karaokegewijs op de schermen kwam om zoveel mogelijk volk mee te krijgen. Don Airey kreeg ook nog enkele solominuten. Hij liet ons proeven van alle mogelijkheden van zijn keyboard. Een streep kerkorgel werd gevolgd door synthesizertonen en klassieke pianogeluiden. De beeltenissen van glasramen zorgde voor een sacrale stemming. Toen iedereen dacht dat de solo stil ging vallen zette Airey Mozarts Piano no. 11 in, een vierde wow-moment. Misschien konden Glover en co in plaats van het minder bekende Perfect Strangers en het langdradige The Mule andere purperen pareltjes gespeeld hebben. Samen met de hoge prijs voor een frisse pint, mijn enige twee puntjes van kritiek.
Het einde naderde en het was tijd om nog een voer klassiekers de Lotto Arena in te jagen. Space Truckin’ terstond gevolgd door het tijdloze Smoke On The Water maakten het feest compleet. De luchtgitaar werd boven gehaald en het bekende rockcredo werd naar hartenlust meegekweeld. Tussen de massa stond zelfs een man, met zijn zes-jarige zoon op de schouders, mee te huppelen. Het hellevuur op de schermen was er net niet te veel aan. Tijdens de bisronde werd het speelse Hush nog gedropt. Dit mondde uit in een jamsessie waar vooral de gitaar van Morse de bovenhand probeerde te halen van de orgeldreunen. Helemaal op het einde werden we de mooie lentenacht ingestuurd met het kloeke drumgeklets van Black Night. Een perfecte afsluiter om welgezind achter het stuur huiswaarts te bollen.
Het werd een avond waar vaders hun zonen een deeltje van hun jeugd deden herbeleven, een avond vol rockclassics van weleer afgewisseld met proper materiaal van het laatste album, een avond om te koesteren. Bij deze werd ook nogmaals bewezen dat ze Child In Time en Highway Star niet nodig hebben om live te pieken.
(BG)