Supersonic (4/5)
Een wonderwall van razende ruzies, hallucinerende poeders en vooral tijdloze klassiekers
Is het een prelude op dé langverwachte reünie van de 21ste eeuw? Is het een zoethoudertje voor de fans om die ‘definitely maybe’ nog wat uit te stellen? Of is er van enige hereniging what’s however geen sprake en willen de platenbonzen gewoon nog eens de langs de bulderende Britpop-kassa, die Oasis nog steeds is, passeren?! Wat van Supersonic, genoemd naar hun eerste single, wel met zekerheid gezegd kan worden is dat het een razende rockumentary geworden is, gedrenkt in een oase van ruzies, drugs en tijdloze klassiekers. De gebroeders G. omschrijven de docu zelf als ‘biblical’. Van beide halsstarrige heren, die de problemen graag al scheldend te lijf gingen en dat vrijblijvend nog steeds doen, zijn er op twintig jaar tijd dan ook knoerten van bijbels vol geschreven.
De haat-liefdeverhouding tussen Noel en Liam, die uiteindelijk vooral bleef steken bij het eerste, is er één waarbij zelfs wijlen William Shakespeare van zijn schrijverstablet zou opkijken. Hoe vrolijk Oasis onder hun eerste naam The Rain ook begon, het zootje ongeregeld mondde al snel uit in een tweestrijd tussen een charismatische frontman met een tamboerijn als boksbeugel en een iconische songwriter met een gitaar als schietijzer. Waarna de andere leden, gedegradeerd tot figuranten, beurtelings de rockgroep verlieten.
Kort samengevat krijgen we in Supersonic min of meer een volledig beeld van de onstuitbare opkomst van één van de grootste Britse bands uit de rockgeschiedenis. Daarbij worden de memorabele optredens in de beginjaren en de twee beste albums van de baldadig Britten, Definitely Maybe (1994) en (What’s The Story) Morning Glory (1996), als kapstok gebruikt. Technisch gezien wordt er weinig meegegeven over hoe beide klassiekers tot stand kwamen. Het is vooral een vertelling waarbij Liam en Noel ongeveer evenveel honderdsten van een seconde, hoe kan het ook anders, aan het woord komen om hun ongezouten mening te spuien over de hoogdagen van ‘the great’st foking rockband ever’. Supersonic eindigt waar het begon, met één van Oasis’ hoogtepunten: Knebworth Festival ’96. Alwaar de Gallaghers en co twee concertavonden op rij, goed voor 250.000 tickets, hopeloos uitverkochten.
Als fan van het eerste uur leer je uiteindelijk weinig bij. Maar ook al ben je voor of tegen, de uiterst vermakelijke twee uur rammende rockhistory is gewoonweg verplichte kost voor iedere zelfrespecterende muziekliefhebber. ‘fuck Oasis, right?!’
(BG)